In gesprek met Sevdâ Sögütlü: ‘Op je eigen pad blijven is al een vorm van activisme’
Tekst en interview: Tim Thomaes
We spreken af bij Sevdâ thuis in Merksem. Het wordt een gesprek over de kracht van kwetsbaarheid en hoe radicale zachtheid een vorm van verzet kan zijn. We hebben het over haar reis naar het podium van Dans! Dichter! Dans!, haar relatie met muziek, haar schrijfproces in het Turks en het Nederlands, en de Turkse protestliederen die haar inspireren.
Je vertelde dat je vroeger alleen in het Turks schreef. Schrijf je nu nog wel eens in het Turks?
Helaas niet zo vaak, hoewel ik verliefd ben op mijn moedertaal. Onlangs heb ik wel een Nederlands gedicht dat ik had geschreven naar het Turks vertaald. Ik voel, droom en denk in het Turks, maar de laatste tijd schrijf ik vooral in het Nederlands. Dit keer was het dus andersom. Daardoor moest ik de metaforen en beelden die ik in het Nederlands had gebruikt, vertalen naar het Turks. Als ik het gedicht niet eerst in het Nederlands had geschreven, zouden die metaforen waarschijnlijk nooit zijn ontstaan.
Kun je beschrijven wat het met je doet om in het Nederlands te schrijven in plaats van het Turks?
Er is een Arabisch gezegde dat zegt: ‘als je van taal verandert, verander je van ziel’. Elke taal draagt een eigen cultuur in zich. In het Turks is er een grote ruimte voor emoties, terwijl in de Nederlandse literatuur gevoelens al snel als ‘sentimenteel’ worden bestempeld. In het Turks leeft eerder de vrijheid om onbevangen over emoties te spreken. Toch merk ik dat het me paradoxaal genoeg soms juist in het Nederlands beter lukt om uit te drukken wat me diep raakt. Het gedicht waar ik naar verwijs, ging over het verlies van mijn broer, een onderwerp dat in mijn moedertaal te gevoelig voor me was. In het Nederlands vond ik de woorden wél. Misschien wil ik dat vaker zo doen.
Welke reacties kreeg je daarop van mensen die ook Turks spreken?
Mensen die tweetalig zijn, vonden het nog altijd beter in het Turks.
En jijzelf?
Mijn voorkeur gaat uit naar de oorspronkelijke Nederlandse versie. Als ik over hetzelfde thema in het Turks had geschreven, zou ik waarschijnlijk heel andere metaforen hebben gebruikt.
Was dit gedicht ook bedoeld om te performen?
Nee, dit was een gedicht voor papier.
Wanneer heb je besloten om teksten op het podium te brengen?
Ik volg een cursus creatief schrijven en eind 2023 kregen we daar een opdracht rond spoken word. Dat smaakte naar meer, en ik kreeg de tip om er verder mee te experimenteren. In diezelfde periode schreef ik een tekst over de genocide in Gaza, meer een dagboekfragment dan een spoken word-tekst. Maar ermee naar buiten treden voelde als een enorme drempel. De echte aanzet kwam tijdens een toonmoment van de academie, toen een medecursist een tekst bracht over Hind Eljadid. (red.: In januari 2024 werd zij in België gearresteerd na een pro-Palestijnse toespraak op een evenement.) Dat bracht iets in beweging. Het werd het kantelpunt waarop ik de moed vond om mijn tekst tóch op een podium te brengen.
Waarom voelde je plots die urgentie?
Ik denk dat ik toen voor het eerst de kracht van woorden en taal in levende lijve kon ervaren, dat er op een podium iets wezenlijks kan gebeuren wat op geen enkele andere manier te verwezenlijken is. Die ervaring gaf me de moed om zelf ook het podium op te stappen. In de lessen nadien spraken we er verder over en dachten we samen na hoe we met de tekst zoveel mogelijk mensen konden bereiken. Het was een periode waarin nauwelijks stemmen openlijk schreven over de genocide in Gaza. Dat gaf de boodschap een extra urgentie. Uiteindelijk besloot ik mee te doen aan het Gents Slampioenschap, omdat dat doorgaans veel publiek aantrekt.

Bij de herneming van de voorstelling bij Dans! Dichter! Dans! bij Theater Aan Zee werd je emotioneel. Je tekst ging over de situatie in Gaza. Kun je me meenemen naar dat moment op het podium? Wat gebeurde er precies? Was het een gevoel van overweldiging, van woede, of iets anders?
(Zucht) Tijdens de doorloop voelde ik al dat het misschien niet helemaal goed ging. Ik zat met veel emoties en vragen en ik voelde een soort van onmacht. Mijn interne criticus werd heel luid. Die zei alleen maar ‘dit heeft gewoon geen zin’. De tekst vertrekt vanuit een heel persoonlijk en kwetsbaar moment tussen een moeder en een dochter. Toen ik hem schreef, was mijn dochter nog een kleuter; nu gaat ze al naar het tweede leerjaar. En intussen is de situatie in Gaza alleen maar gruwelijker geworden. Naast onmacht voelde ik schaamte en een soort woede. Tijdens de duoperformance met Lisa (red.: Lisa Koo Gautama) merkte ik dat we in een echte dialoog terechtkwamen. Ik was mijn hart aan het luchten bij haar, en zij probeerde mij te ‘troosten’. Ons gesprek voelde niet langer als gespeeld. Op een bepaald moment zei ze in haar tekst: ‘Als ik je troost, gebruik ik geen woorden,’ en even kwam ze naar met toe en zei: ‘Laat me je dragen.’
Als ik naar je kijk op het podium, zie ik een contrast. De wereld buiten is hard, kil, en vol stellige meningen. Maar wat jij brengt is geen harde mening terug, je brengt juist een soort radicale zachtheid. Ik vraag me af of dat de kern is. Dat je werk geen antwoord geeft op de hardheid, maar er een vraag tegenover stelt. Zie je dat ook zo? Dat de daad van daar zo kwetsbaar te staan op zichzelf al de vraag is: ‘Kunnen we nog zacht zijn als alles om ons heen zo hard voelt?
Ja, ik kan me daar helemaal in terugvinden. Mijn naam betekent ‘liefde’ in het Turks, en mijn ouders hebben die naam bewust gekozen, met de hoop dat liefde zich in alle fasen van mijn leven zou manifesteren. Dat hangt ook samen met hun bewondering voor de dichter-mysticus Yunus Emre, naar wie ze mijn jongste broers hebben genoemd. Hij wordt beschouwd als één van de belangrijkste mystici-dichters binnen de Turkse traditie. Zijn werk vertrekt niet vanuit een politiek engagement, maar vanuit het idee dat liefde zelf een engagement is. Ik denk dat dat gedachtegoed ook een weg heeft gevonden naar mijn werk. Al van jongs af aan kwam ik in aanraking met die mystieke taal waarin zachtheid als een meerwaarde wordt gezien. En het leeft ook intergenerationeel, denk ik. Mijn eigen zoon heb ik bijvoorbeeld ook de naam Yunus Emre gegeven.
Als je nu zou moeten beschrijven waar je werk over gaat, zonder dat je de woorden ‘liefde’ en ‘verbinding’ mag gebruiken, wat zou je dan zeggen?
(Lacht) Ja, ik vind het eigenlijk altijd moeilijk om mijn werk te beschrijven. Het hangt zo af van het moment, van wat me raakt en inspireert op dat ogenblik. Misschien voel ik me daarom meer thuis op het podium. Daar voel ik meer ruimte, omdat het niet meteen zwart op wit vastligt, zoals op papier.
Ik gebruik die twee woorden ook graag een beetje als houvast denk ik. Zeker op momenten dat ik me verloren voel of niet goed weet waar ik moet aankloppen. Misschien kan ik mijn werk daarom ook omschrijven als een schuilplek of tussenruimte, een ruimte die ik kan maken voor mezelf, waar ik ambiguïteit en zuurstof kan vinden. Een heel simpel voorbeeld: gisteren heb ik mijn masterproef moeten verdedigen, waarbij het heel erg ging over academische termen, bronvermeldingen, dat soort dingen. Toen ik terug thuiskwam, dook ik de poëzie in als tegenwicht.
Welke poëzie heb je gelezen?
Gisteren was het Rumi, maar ik lees naast klassieke dichters ook graag recente bundels. Ik heb een zwak voor dichters die ook op zoek gaan naar die tussenruimte. Zo heb ik onlangs heel erg genoten van de bundel van Mustafa Stitou ‘waar is het lam’ waarin hij via rituelen een andere invalshoek kiest, los van de traditionele betekenis.
Voel jij je een buitenbeetje?
(Kijkt verrast) Ja! Een buitenbeentje, of een vreemdeling. Vaak wordt dat als een stempel of label gebruikt, iets stigmatiserends. Maar ik probeer het juist uit die context te halen en er mijn eigen betekenis aan te geven. Voor mij verwijst het meer naar een positie van niet overal samenvallen, zelfs niet met jezelf. Ik ervaar dat bijvoorbeeld in hoe we omgaan met lijfelijkheid, met ideeën over wat we beschouwen als de norm in de samenleving. Maar ook binnen mijn eigen gemeenschap, of zelfs binnen mijn vriendenkring. Daar heerst soms ook een impliciete verwachting dat ik blijf lijken op de persoon die ze denken te kennen. En dan word ik aangesproken op subtiele veranderingen in mijn houding of manier van zijn. In dat opzicht betekent het woord ‘vreemdeling’ voor mij bijna een toevluchtsoord. Een plek waar die verantwoordelijkheden en verwachtingen minder zwaar wegen.
Zou je willen samenvallen?
Dat weet ik ook niet.
En in de spoken word scene?
Overal heb je wel normatieve ideeën die heersen. In elke context vind ik altijd wel een manier om er niet helemaal mee samen te vallen. Dat zit een beetje in mij. Binnen de literaire wereld merk ik dat ‘spoken word’ stiefmoederlijk wordt behandeld. Dat geeft mij een soort van saamhorigheid omdat het niet helemaal overeenkomt met de verwachtingen, maar je voelt wel een soort van gelijkgestemdheid.
En binnen poetry slam?
Ja, daar dus wel als het gaat over een community van gelijkgestemden. Maar zelfs daar merk ik dat mijn stijl niet helemaal overeenkomt met wat er meestal gemaakt wordt. Iemand zei eens dat ik te braaf was, dat mijn poëzie te braaf was, en dat het best wat activistischer mocht.
Maar zachtheid kan ook activistisch zijn, toch?
Ik heb me daardoor afgevraagd of ik wel in die community pas, maar kort daarna heb ik voor mezelf bepaald dat ik me er niet aan ga laten hangen, omdat het heel erg botst met wie ik ben en hoe ik poëzie benader. Als dat betekent dat ik er niet helemaal mee samenval, dan vind ik wel een weg.
Dat resoneert met die ‘radicale zachtheid’.
Ja, ik denk dat ik alsnog op mijn manier een statement van verzet kon maken, gewoon door de moed niet op te geven. Kort na die opmerking dat mijn stijl te braaf zou zijn, deed ik mee aan de Spoken Awards, een talentontwikkelingswedstrijd. Daar won ik een award en kreeg ik de kans om samen te werken met andere spoken word-artiesten. Samen werkten we toe naar een voorstelling waarmee we door theaters in Nederland hebben getoerd.
Hoeveel theaters heb je gedaan?
Zeven (glundert). Het was heel leuk om te doen. Er zijn ook andere dingen uit gegroeid. Ik heb met één van de andere artiesten nog samengewerkt rond een ander project over gender binnen spoken word en literatuur in het algemeen, over het feit dat vrouwelijke stemmen daar minder vaak in voorkomen.
Hoe beïnvloedt muziek jouw schrijfproces?
Dat hangt heel erg af van het project. Momenteel werk ik aan Spoken Word uit mijn playlist, een concept waarmee ik spoken word wil verbinden met de muziek waarmee ik ben opgegroeid. Ik vertrek vanuit Turkse liedjes die mij hebben gevormd en gebruik die als inspiratiebron voor een hedendaagse context. In de jaren ’70 werden die liedjes ingezet als reactie tegen de monocultuur die toen overheerste. De maatschappij was gepolariseerd, de media stond onder druk, maar via muziek kon je toch je stem laten horen. De geschiedenis lijkt zich nu te herhalen, en dat voelt heel herkenbaar. Alleen al het feit dat je je eigen pad volgt en je stem verheft in een cultuur die dat niet vanzelfsprekend toelaat, is voor mij een krachtige vorm van activisme. Een eerste work-in-progress heb ik al voor publiek gebracht in het kader van Het zal schoon zijn als het af is, een project van Mona Thijs waarin makers de kans krijgen om een deel van hun project te delen met publiek.
Ga je zingen?
Misschien dat ik zelf zing, of dat ik andere muzikanten inschakel. Ik zing heel graag, maar ben geen professionele zangeres. Ik weet dus niet of ik dat altijd zal blijven integreren in mijn performances.
Je hebt bij Dans! Dichter! Dans! samengewerkt met veel andere artiesten en coaches. Het was misschien kort, maar wel intens. Je hebt je wereld opengesteld voor andere mensen. Nu de rust een beetje is weergekeerd, vraag ik me af wat zo’n intense uitwisseling doet met je eigen creatieve proces. Zijn er door die ervaring al zaadjes geplant voor nieuw werk? Misschien een thema dat is blijven hangen, een heel andere vorm die je wilt uitproberen, of een samenwerking die smaakt naar meer?
Ja, bij Dans! Dichter! Dans! bracht ik voor het eerst zo’n Turks liedje, en daar is eigenlijk het idee voor Spoken Word uit mijn playlist uit voortgekomen. Wat me daar ook heel erg is bijgebleven, is hoe in die groepscohesie vaak veel inspiratie ontstaat. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik op een andere manier ben gaan kijken naar mijn eigen performance. Het samen jammen vond ik bovendien heel fijn: het gaf me de ruimte om mijn tekst te verkennen en hem naar een hoger niveau te tillen.
Luister je naar muziek bij het schrijven?
Nee, dat niet heel vaak. Het inspireert me wel om te gaan schrijven, en vanaf het moment dat ik een tekst heb, vind ik het wel fijn om te experimenten met muziek. Maar echt tijdens het schrijven vind ik het wel moeilijk. Ik ben iemand die de neiging heeft om zich te focussen. Tijdens het schrijven ben ik heel erg aan het focussen op het schrijven. Ofwel moet ik me er helemaal in kunnen laten, ofwel zet ik het af.
Ik moet denken aan wat Ravi Rosoux daarover heeft gezegd. Hij weet meestal niet precies wat hij gaat schrijven, en als hij zelf de sfeer op voorhand kiest via muziek, haalt dat het plezier weg.
Wat Ravi zegt, snap ik wel. Het dwingt je soms in een bepaalde richting. Ik merk dat ik nu de neiging heb om veel naar ‘mystieke muziek’ te luisteren, vooral met de rietfluit (de nay). Dat komt omdat ik bezig ben met een tekst over goddelijke extase en orewoet (red.: een Oudnederlands woord dat Hadewijch gebruikt voor een gevoel van extase, vurig verlangen en mystieke waanzin). Voor die performance zoek ik de verbinding tussen islamitische en katholieke mystiek. Ik herken namelijk veel van het werk van Hadewijch in de islamitische mystiek van Rabia al-Adawiyya. Beide vrouwen voegden een heel eigen interpretatie toe aan extase, die vaak niet overeenstemde met het godsbeeld van hun tijd.
Dankjewel voor dit gesprek!
Tip: De performance van Sevda rond ‘orewoet’ heet ‘stilteavond’ en zal doorgaan op 25 oktober in Leuven. Meer info daarover vind je hier: https://www.abdijvanpark.be/stilte-avond